top pagina

<< home <<


INHOUD:

Rossini, de pianocomponist

Wonderkind

Eerste opera's

Reizen

Stilte

Zonden der ouderdom

Erard

Voetnoten


Artikelen en
publicaties

logo

 << publicaties home <<

 Rossini - De pianocomponist

Dit artikel verscheen in Piano Bulletin 2004-1
(uitgave EPTA Nederland)

auteur: Harry Koopman / Paolo Giacometti

Omwerking door HK van een lezing door Paolo Giacometti tijdens het congres van EPTA Nederland, november 2003


Rossini, de pianocomponist

Tijdens het Nunspeetweekend van 2003 leverde de bekende Nederlandse, maar in Italië geboren pianist Paolo Giacometti een enthousiast ontvangen bijdrage over de pianomuziek van Rossini (1792-1868). Muziek die wel in bibliotheken te vinden was maar tot voor kort grotendeels onbekend. Paolo Giacometti heeft hierin verandering gebracht door zo goed als het gehele piano-oeuvre op CD uit te brengen. De gesproken (en gespeelde) toelichting op dit project zoals Paolo deze in Nunspeet gaf is op een EPTA-CD vastgelegd [voetnoot 1] en werd door Harry Koopman op papier uitgewerkt.

Al zo'n twintig jaar geleden - ik was al enthousiast aan het pianospelen - ging ik regelmatig tijdens familiebezoeken rondneuzen bij Ricordi in Milaan. Deze beroemde muziekuitgeverij heeft in Milaan tevens een van de grootste muziekwinkels van Italië. Het leuke van Ricordi is dat je er gewoon kunt rondneuzen in de muziek net als in een bibliotheek; er zijn veel kasten met bladmuziek. Dat is een geweldige manier om dingen te ontdekken die je nog niet kende. Wat schetst mijn verbazing, als ik tussen Rachmaninov en Satie een kast zie met Rossini. In eerste instantie dacht ik dat het wel om operabewerkingen zou gaan, maar ik keek toch maar even. Toen bleek die hele kast vol te staan met originele pianomuziek van Rossini.

Dat vond ik een bijzonder gegeven, dat een van de beroemdste componisten uit de negentiende eeuw -iedereen kent wel het begin van de Wilhelm Tell of een paar aria's uit de Barbier van Sevilla- zo'n groot piano-oeuvre had nagelaten waar ik tot dan toe nog nooit van had gehoord. Ik heb enkele van die boeken gekocht, een beetje gestudeerd en tijdens mijn conservatoriumtijd met veel plezier gespeeld. Ik heb er nooit meer aan gedacht, totdat ik tijdens een brainstorm over toekomstige cd-projecten met Jared Sacks, de baas van mijn platenmaatschappij Channel Classics [voetnoot 2] op het idee kwam een serie te wijden aan de pianowerken van Rossini. Hij vond het direct een geweldig idee. Een superbekende componist, maar dan met muziek die je bijna nooit hoort. In 1998 startte dat project. Ik had op dat moment nog geen flauw idee om hoeveel werken het zou gaan. Ik dacht, nou ja, twee cd's, dan hebben we het repertoire wel. Inmiddels zijn er vier cd's verschenen, de vijfde die gaat komen en we zijn nu ongeveer op de helft.

Straks ga ik nader in op deze werken. Gioacchino Rossini heeft ze aan het einde van zijn leven geschreven, omstreeks 1860, dus we spreken over een tijd waarin Chopin en Schumann al gestorven zijn. Liszt is bezig zijn tweede Année de pèlerinage te schrijven. Brahms heeft net zijn Ballades opus 10 geschreven en is bezig met zijn Händel-variaties. Eigenlijk op een gouden moment binnen de gouden eeuw voor de piano heb je dan dit repertoire dat totaal verschillend is en bijna niets te maken heeft met de componisten daaromheen, of toch wel, daar zullen we proberen achter te komen.

Wonderkind

Rossini wordt in 1792 in Pesaro geboren, een jaar na de dood van Mozart. Zijn vader is inspecteur der slagerijen, zijn moeder bakkersdochter. Daarnaast zijn ze ook beide musici, zijn vader speelt hoorn in het plaatselijke orkest en zijn moeder, hoe kan het ook anders in Italië, zingt. Nu was in die tijd het onderscheid tussen amateur en professional een stuk vager dan nu. Je kunt Rossini's ouders semi-professionals noemen, die ook vaak met genoemd orkest op tournee gingen. Rossini kwam dus al vroeg met veel muziek in aanraking.

Naast Mozart is Rossini een van de grootste wonderkinderen die er ooit zijn geweest. Op zijn zesde kan hij al improviseren op het spinet en hij leert ook al heel snel viool spelen. Op zijn negende speelt hij reeds mee in het orkest van zijn vader en gaat hij mee op tournee. Het echte belangrijke moment in zijn muzikale onderwijs komt op zijn veertiende jaar. Dan gaat hij studeren aan het Conservatorium van Bologna. Ondertussen, zoals gebruikelijk in die tijd, speelde hij ook nog cello, piano en hoorn. Hij bleek ook nog een goede zanger te zijn én goed te kunnen componeren. Hij moet nog zijn eerste echte compositielessen krijgen, maar is toch al in staat om alles wat hij in zijn hoofd kreeg meteen op te schrijven. Die handigheid zal later in zijn leven tot grote voordelen leiden.

In Bologna aan het conservatorium krijgt hij les in contrapunt en compositie van Padre Stanislao Mattei, de eerste die grote invloed op Rossini heeft. Veel belangrijker is, dat hij door zijn leraar, maar ook door zijn medestudenten gekscherend il tedeschino wordt genoemd, oftewel het kleine Duitsertje. Dit omdat Rossini zeer onder de indruk is van Mozart en Haydn en zeer intens hun partituren bestudeert. Dat was voor Italië best bijzonder omdat dat een chauvinistisch land was ten aanzien van de eigen muzikale kwaliteiten.

Italië is het land van de opera seria en de opera buffa. Het grootste verschil daartussen zit in het verhaal. De opera buffa komt vrijwel direct voort uit de commedia dell'arte, terwijl de opera seria vaak verhalen uit de mythologie ten grondslag heeft en de mens centraal stelt in zijn strijd om het bestaan. De muziek is echter niet veel verschillend en dient meer als een omlijsting van het verhaal. Een opera bestond uit een aaneenschakeling van aria's. Het aller¬belang¬rijkste was de vrijheid tot improviseren voor de zanger en wat hij met het materiaal kon doen. Het effect ging eigenlijk boven de inhoud.

De grote mensen van die tijd waren Cimarosa, dé man van de opera seria, en Paisiello, van de opera buffa. Paisiello had notabene op dat moment in Italië ongelooflijk succes met De barbier van Sevilla, dus zíjn uitwerking van het libretto waar Rossini later mee aan zou komen. Van wat er aan de andere kant van de Alpen gebeurde wilde men in Italië helemaal niets weten. Op Rossini na, die vanuit zichzelf zeer onder de indruk was van de componisten in noordelijker Europa en dat ook altijd zou blijven. Voor zijn latere levensloop is dit belangrijk om te weten.

Eerste opera's

Tegen zijn achttiende jaar besluit Rossini om op eigen benen te gaan staan en het is dan dat hij de keuze moet maken waar hij zich op zal richten, de wereldlijke of de geestelijke muziek. Hij kiest voor de wereldlijke muziek omdat daarin het meeste geld is. Zijn ouders zijn in enorme financiële problemen terechtgekomen; zijn vader is nogal politiek geëngageerd, maar dat niet altijd op de meest handige manier, en heeft als gevolg daarvan ook enige jaren in de gevangenis doorgebracht. Omdat Rossini's gemak in het componeren snel wordt onderkend komen er reeds vroeg aanbiedingen om opera's te schrijven. Reeds jong componeert hij een opera in drie delen, die hij snel uit de pen krijgt. De jaren daaropvolgend kunnen we bijna een soort 'rollercoaster' noemen. Hij krijgt het ene verzoek na het andere, vanuit Florence, Milaan, Rome, Napels en reisde al spoedig heel Italië door. Iedere theaterdirecteur wil hem hebben. Hij schrijft gemiddeld vijftien opera's per jaar. Daarbij gebruikt hij ook wel materiaal van anderen - hoe kan het ook anders?!

Het is niet zo dat hij alleen maar successen heeft. De reacties op zijn opera's zijn altijd tamelijk extreem. Óf het is een enorm succes, óf het is een debacle.

Over een van die eerste ervaringen rond de opera wil ik een citaat geven uit de bekende biografie door Vitoux [voetnoot 3], dat een goede indruk geeft van Rossini's relativeringsvermogen en gevoel voor humor, karaktereigenschappen die ook in zijn latere pianowerken zo duidelijk naar voren treden. En het geeft goed weer hoe het er in die tijd soms aan toe ging.

Onderweg, in Ferrara, componeert Gioacchino Ciro in Babilonia, dat het midden houdt tussen opera en oratorium. Het is een opdracht van de stad en wordt voor het eerst uitgevoerd in het Teatro Communale. Het is ook een debacle, en Rossini vertelt: 'Mijn tweede zangeres in Ferrara paarde een angstaanjagende lelijkheid aan een werkelijk onfatsoenlijke stem. Nadat ik haar zorgvuldig had getest, realiseerde ik mij dat haar register slechts één enkele goede noot bevatte, een des in het middenregister. Dus componeerde ik een aria waarin zij slechts die ene noot hoefde voort te brengen, terwijl de rest aan het orkest werd overgelaten. Het stuk werd goedgekeurd en toegejuicht en mijn eentonige zangeres was verrukt van haar triomf.

In die vroege jaren zijn er een paar belangrijke momenten. In 1813, dan is hij 21 jaar, schrijft hij zijn eerste opera seria: Tancredi. Belangrijk omdat hij daarmee aangeeft ook een serieus componist te kunnen zijn. Dit was ook meteen zijn doorbraak naar Europa. Er zit een aria in deze opera: Di tanti Palpite die men binnen een paar weken ook in Londen zingt.

Interessant is dat hij in dit werk voor het eerst een eigen stijl gaat ontwikkelen en afstand neemt van de stijl van Cimarosa en Paisiello. Om te beginnen schrijft hij de versieringen uit, dit als reactie op het feit dat zijn opera's soms ondergesneeuwd raakten doordat de zangers zich te buiten gingen aan de coloraturen en versieringen. Door zijn versieringen voor te schrijven beperkt Rossini de vrijheid van de zangers. De versiering begint op dat moment een integraal onderdeel te worden van de melodie en het gaat niet meer alleen om de egotripperij van de zanger.

Ook doet hij afstand van het recitativo secco. Tot dan toe waren de recitatieven grotendeels bedoeld om tussen de aria's door uit te leggen waar het verhaal over gaat, meestal begeleid door een paar droge akkoorden van het klavecimbel. Rossini doet daar het orkest onder en maakt het recitatief een onlosmakelijk onderdeel van de gehele opera.

In 1816 schrijft hij wellicht zijn belangrijkste opera De Barbier van Sevilla. Dit werk is zijn ultieme doorbraak en spoedig weet men zelfs in Amerika wie Rossini is.

Rossini zou echter Rossini niet zijn als de première in Rome niet ook een kleine ramp was:

En dan breekt de avond van de première aan, op 20 februari 1816, in het Teatro Argentina. Geltrude Righetti-Giorgi speelt Rosina, de grote tenor Emmanuele Garcia, de vader van la Malibran vervult de rol van Almaviva. Luigi Zamboni is dus Figaro, en zoals het hoort, Rossini dirigeert. Weinig mislukkingen waren zo opzienbarend als die van 20 februari. Alles spande samen tegen Rossini: een complot van jaloerse tegenstanders en onvoorwaardelijke bewonderaars van Paisiello, een kat die op het meest pathetische moment op het toneel sprong, een gitaarsnaar die onverwacht sprong... Lachuitbarstingen, geschreeuw en geroep, grappen, gemiauw - niets bleef hem bespaard. De volgende morgen liet de maestro zich ziek melden om niet een tweede keer het hoofd te hoeven bieden aan de menigte van wispelturige Romeinen - die deze tweede avond een daverend applaus gaf voor Il barbiere di Seviglia welke nu snel heel Europa en de wereld zou veroveren.

U moet zich voorstellen, de arme Rossini, vluchtend uit Rome terwijl hij niet doorheeft dat vanaf dat moment zijn roem voor altijd gevestigd is.

Reizen

Dit leidt de reizen van Rossini in. Een paar jaar later, in 1822, op zijn dertigste, gaat hij voor het eerst naar Wenen. Daar wordt hij als een koning onthaald. Een belangrijke reden om naar Wenen te gaan is een ontmoeting met een van zijn grootste idolen van zijn tijd: Beethoven.

In Milaan had ik al kwartetten van Beethoven gehoord, ik hoef u niet te zeggen met hoeveel bewondering! Ook kende ik van hem enkele werken voor piano. In Wenen was ik voor de eerste keer aanwezig bij een van zijn symfonieën, de Eroïca. Van deze muziek was ik ondersteboven. Ik had nog maar één gedachte: dit grote genie leren kennen, hem opzoeken, al was het maar één keer. Over dit plan polste ik Salieri van wie ik wist dat hij in contact stond met Beethoven. [...]

Om mijn wens in te willigen, meende hij er niet beter aan te kunnen doen dan zich te richten tot Carpani, de Italiaanse dichter, die persona non grata was bij Beethoven en door wiens tussenkomst hij zeker dacht zijn doel te kunnen bereiken. Inderdaad deed Carpani zoveel aanhoudende moeite bij de meester dat hij van hem toestemming kreeg mij te ontvangen.

Moet ik het nog zeggen? Toen ik de trap opging naar het armzalige verblijf waar de grote man woonde, had ik moeite mijn gevoelens te beheersen. - Toen de deur openging, bevond ik me in een soort hok dat erg smerig was en dat een ontzagwekkende wanorde liet zien. Ik herinner me vooral dat het plafond, vlak onder het dak, grote spleten vertoonde waardoor de regen met bakken moest binnendringen.

De portretten die wij van Beethoven kennen geven het geheel van de gelaatstrekken tamelijk goed weer. Maar wat geen enkele burijn zou kunnen uitdrukken is de ondefinieerbare droefheid die over al zijn gelaatstrekken ligt, - terwijl onder de zware wenkbrauwen als uit diepe grotten, twee kleine ogen schitteren die door je heen lijken te boren. Zijn stem was zacht en een weinig omfloerst.

Toen wij binnenkwamen, bleef hij eerst enige ogenblikken, zonder op ons te letten gebogen zitten over een muziekproef die hij aan het corrigeren was. Toen hief hij zijn hoofd op en zei mij zonder plichtplegingen in een behoorlijk verstaanbaar Italiaans: “Ah! Rossini. U bent de auteur van de Barbiere di Seviglia? Gefeliciteerd; dat is een voortreffelijke opera buffa; ik heb hem met plezier gelezen en heb me erover verheugd. Zolang de Italiaanse opera zal bestaan, zullen ze die spelen. Probeert u nooit iets anders te doen dan opera buffa; u zoudt uw bestemming forceren als u in een ander genre wilde slagen.”

“Maar,” antwoordde onmiddellijk Carpani, die mij vergezelde (welteverstaan alles op papier en in het Duits omdat je anders geen gesprek met Beethoven kon voeren; Carpani vertaalde alles woord voor woord voor mij), hij zei dus: “Maestro Rossini heeft al een groot aantal opere serie geschreven. Tancredi, Othello, Mosè; Ik heb ze u kort geleden toegestuurd met de aanbeveling ze eens goed te bekijken.”

“Ik heb ze ook doorgenomen,” antwoordde Beethoven, “maar kijkt u eens aan: de opera seria strookt niet met de Italiaanse volksaard. Om het echte drama aan te pakken hebben zij niet genoeg kennis van de muziek; hoe zouden ze die ook in Italië kunnen opdoen? ... ” Ik drukte mijn ganse bewondering voor zijn genie uit, al mijn dankbaarheid dat hij me had willen ontvangen om dat te kunnen zeggen... Hij antwoordde met een diepe zucht en zei alleen: “Oh! Een infelice!”

Na een korte stilte vroeg hij me enige details over de Italiaanse theaters... over de befaamde zangers... of daar nog vaak de opera's van Mozart werden gespeeld... of ik tevreden was met de Italiaanse zangtroep in Wenen?...

Nadat hij me vervolgens een goede uitvoering van en een succes voor Zelmira had toegewenst, stond hij op, begeleidde ons tot aan de deur en zei me nog eens: “Maakt u vooral veel Barbiers”.

Dat doet hij ook, maar hij blijft ook opere serie schrijven. Hij gaat door naar Londen en Parijs en is inmiddels in Europa een van de meest succesvolle componisten met altijd volle zalen en geweldige aanbiedingen. Zeker in zijn Parijse tijd zouden er nog een paar belangrijke opera's volgen: Viaggio a Reims en - wellicht een van zijn beroemdste - Wilhelm Tell.

Stilte

In het jaar 1832, hij is dan veertig jaar oud, breekt er plotseling stilte aan. Daar is veel over geschreven en er zijn verschillende theorieën over. Men heeft het vaak over de luiheid van Rossini. Er is de beroemde anekdote dat hij op een gegeven moment in bed ligt, een blaadje van een van de aria's die hij schrijft valt op de grond en om niet de moeite te nemen dat blaadje op te pakken schrijft hij hem gewoon nog een keer.

Luiheid is een relatief begrip als je bedenkt dat Rossini op dat moment al meer dan zestig opera's op zijn naam heeft staan en op een manier reisde die vanuit onze moderne tijd bepaald als zwaar kan worden gezien. Zeker is dat hij in die jaren grote gezondheidsproblemen krijgt. Waarschijnlijk was een soort zenuwinzinking ten gevolge van het feit dat hij zich door zijn productie helemaal had opgebrand, een burn out avant la lettre.

Er volgen twintig jaar van omzwervingen, zoektochten naar kuuroorden. Hij heeft problemen met zijn maag en met zijn zenuwen. Ondertussen probeert hij wel vanaf de zijlijn het muziekleven - met name in Italië - te blijven volgen en te stimuleren. Hij is enige tijd directeur van het Conservatorium in Bologna. Financieel hoeft hij zich geen zorgen te maken.

Ik kan me nog herinneren dat ik een keer een reis maakte door Italië, waarbij ik in een groot landhuis terechtkwam dat in het bezit van Rossini bleek te zijn geweest. Een paar dagen later was ik in een ander landhuis, dat ook van Rossini was geweest. In heel midden Italië had hij land opgekocht.

Niettemin, het waren voor Rossini moeilijke tijden. Het is natuurlijk ook enigszins schrijnend als je bedenkt dat iemand met zo'n genialiteit en creativiteit niet in staat is om dat kwijt te kunnen. Hij nam soms wel opdrachten aan maar maakte ze nooit af. Deze periode duurt ongeveer twintig jaar.

Zonden der ouderdom

Dan komt zijn vrouw Olympe Pelissier in 1855 op het geweldige idee om weer naar Parijs terug te gaan. Daar hebben ze een appartement aan de Rue de La Chaussée d'Antin betrokken - in toevalligerwijs hetzelfde blok waar een eeuw eerder een tijdlang Mozart had vertoefd - en ze kopen een landgoed in Passy, een buitenwijk van Parijs. Deze beslissing doet wonderen voor Rossini. Hij wordt er geweldig onthaald en binnen de kortste tijd is zijn grote appartement een van de belangrijkste salons waar de gehele Parijse bon-ton, artiesten en de intelligentsia wil vertoeven. Langzaam maar zeker gaat het beter met zijn gezondheid, én hij begint weer te componeren.

De zogeheten samedi soirs, de soirées die steevast op zaterdagavonden in zijn salon worden gehouden, werden echt een begrip. Daarbij werd eerst gegeten en gedronken en vervolgens werd er muziek gemaakt. Het is voor die avonden dat Rossini langzaam maar zeker weer begint te componeren. Alleen met een andere achtergrond en om een andere reden dan in de eerste helft van zijn leven.

Die composities zijn veelal kleinere stukken voor kleine bezetting. Veel voor piano en zang, maar ook voor piano met viool, cello of klarinet. Hier ontstaan ook de pianowerken. In totaal hebben we het, als je alles bij elkaar rekent over zo'n vierhonderd werken die hijzelf rekende onder de Péchés de vieillesse (Zonden der ouderdom). Dit geeft eigenlijk al een van de belangrijkste aspecten van deze werken aan, omdat ze zo direct verbonden zijn aan zijn persoon. Hij was de meester van de understatement, van de ironie en van het relativeren. Ik zie hem zelf bijna als de Oscar Wilde van de muziek. Hij was wars van hoogdraverij. Daarom ook dat je hem aan de ene kant en bijvoorbeeld Wagner aan de andere kant van het spectrum kunt plaatsen. Zijn werk is qua karakter echter divers en er zijn ook meer dramatische stukken. Maar inderdaad, soms neemt hij de tragiek niet serieus en is het soms weer tragisch dat hij het niet serieus neemt.

Het gaat om een groot oeuvre, geschreven rond 1860, door een man die reeds jong een populariteit kende als van een vulkaanexplosie, daarna in een inzinking kwam en in zijn ouderdomsjaren zichzelf weer terugvindt. Hele eigengereide stukken, echt karakterstukken die op hun manier toch via een zijweg een brug slaan tussen de klassieke en de neoklassieke periode. Natuurlijk zijn ze ook typisch Italiaans te noemen; per slot van rekening schreef Rossini opera's en komt hij uit een land waar zang alles was. Wat gekscherend gezegd kun je hem zien als een Mozart-gone-mad die ook de hele tijd wil zingen.

Van deze vierhonderd werken zijn er zo'n honderdvijftig geschreven voor solo piano. Het zijn hele persoonlijke werken, brutaal, vrij van vorm, op veel manieren betrokken op gebeurtenissen uit die tijd en zoals gezegd doorspekt van ironie en humor. Niettemin moet men de lichtheid van de werken niet verwarren met de kwaliteit. In de lichtheid zit altijd een hele sterke gelaagdheid, je weet nooit precies wie hij op dat moment aanvalt of op de hak neemt. Straks bij de voorbeelden komen we dat nog tegen.

Als we de stijl van de werken bekijken zien we dat de vroege klassieken - Mozart, Haydn en de vroege Beethoven - van grote invloed zijn geweest. Eigenlijk slaat hij de hele Duitse romantiek over en heeft hij een zijspoor genomen met de Weense klassieken als basis. Het is een open stijl en wat de schrijftrant betreft staat het dicht bij Czerny, Hummel en Kalkbrenner. Qua speelniveau kun je zeggen dat als je door de Czerny etudes heen komt, je ook de meeste werken van Rossini kunt spelen. Niet altijd hield hij rekening met de mogelijkheden van de pianist. Zichzelf noemde hij gekscherend een vierderangs pianist, maar ik denk dat dat een excuus was om gewoon te schrijven waar hij zin in had. Het hing er volgens mij ook vanaf wie er in zijn salon langskwam. Daartoe behoorde bijvoorbeeld ook Franz Liszt: Rossini schreef wat op dat moment een goede uitdaging voor een pianist zou zijn. Het gaat niet om het soort techniek en coördinatie die je nodig hebt voor een ballade van Chopin. Het zijn veel toonladders, veel (dubbel) trillers en dat laatste soms heel veel achter elkaar. Een virtuoze, klassiek geënte pianotechniek dus.

Erard

Ik heb deze werken opgenomen op een Erard-vleugel uit 1839. Ik heb over die keuze wat moeten nadenken, omdat het enige dat ik kon achterhalen is dat Rossini een Pleyel in huis had. Niettemin ben ik er heilig van overtuigd dat hij ook de beschikking moet hebben gehad over een Erard, omdat hij in zijn schrijfwijze vaak repeterende noten schrijft, die dikwijls zacht en snel zijn. Zoals u wellicht weet lukt dat op een Pleyel niet. Zo'n vleugel heeft geen repetitiemechaniek en de combinatie zacht en snel gaat dan niet. Je moet namelijk wachten tot de toets boven is. Erard was met zijn mécanisme à double échappement dé grote vernieuwer op dat gebied. Er zijn bepaalde stukken waarbij je de indruk krijgt dat Rossini er een groot plezier in had om deze aspecten van de pianotechniek te benadrukken. Vandaar dat ik me gerechtvaardigd voel een Erard voor mij cd-opnamen te gebruiken.

In Mon prélude hygienique du matin geeft de titel geeft al het een en ander weer over de inhoud. Ik denk dat hij hier mede de pianist in de maling neemt die elke morgen braaf zijn oefeningen doet voordat hij aan de echte muziek gaat beginnen. Het is een vrolijk, technisch vrij veeleisend stuk. Wat betreft de ironie, vaker bij Rossini blijft het een open vraag wie precies hij op de hak neemt, zichzelf, de pianist, of het publiek.

Rossini was vaak betrokken bij wat er in zijn tijd gebeurde. Er is bijvoorbeeld een werk dat helemaal handelt over de opstand van de Venetianen tegen de Oostenrijkse overheersing, met een soort Venetiaans gondellied en de schaduw van Radetsky vertaald in donkere akkoorden.

Hij was ook betrokken bij de componisten om zich heen. Van sommige hield hij meer dan andere. Ofschoon hij lijnrecht tegenover Wagner stond in zijn artistieke uitwerking had hij toch een enorme bewondering voor hem. Iemand waar hij minder bewondering voor had was Offenbach, die in die dagen veel populariteit oogstte. Hij noemde hem ook gekscherend de kleine Mozart van de Champs-Elysées.

In Petite Caprice d'après Offenbach gaat Rossini heel ver. Om te beginnen heeft hij een hele specifieke vingerzetting voor het beginthema van het stuk (c c - g g -as as - es es - f f - b b - c c -g g) namelijk vinger 5 en 2. In Italië, als je je hand met deze vingers opsteekt, noemen wij dat La corna, de hoorns van de duivel. En dat betekent dat je op dat moment iemand vervloekt. Dus daarmee begint hij zijn hulde aan Offenbach.

Petite Caprice, openings maten met de vingerzetting van 'la corna'.

Het gaat nog verder: de tempo aanduiding is allegretto grotesco, en op een bepaald moment komt natuurlijk ook de cancan tevoorschijn. Daar gooit hij echter de meest dissonante noten tegenaan, hij doet dus alles om de luisteraar voor het lapje te houden. Hij neemt ook de pianist een beetje in de maling door octaafglissandi à la Beethovens Waldstein-sonate voor te schrijven.

Dissonanten in Petite Caprice

Glissandi à la Waldstein

Nog een aspect in zijn muziek is dat deze vaak programmatisch is. Het duidelijkste voorbeeld is een stuk genaamd Un petit train de plaisir. Allereerst is het goed te vermelden dat Rossini doodsbang was voor treinen. Ze bestonden al in die tijd maar hij bleef de postkoets nemen, hij vond de trein helemaal niets. Het stuk is een heel relaas, je hoort duidelijk hoe de trein op gang komt, hoe hij op snelheid is enz. Hij schrijft er kleine stukjes tekst bij: 'Vertrek van de trein', 'Gefluit van de trein', 'Stop op een station'.

Un petit train de plaisir, openingsmaten

Uiteindelijk ontspoort de trein en gebeuren er allemaal hele nare dingen.

Uit Un petit train de plaisir, ontsporing

Een liefhebberij van Rossini hebben we nog niet aangekaart: eten. Hij was een groot gastronoom, kookte graag en at graag. Dat komt natuurlijk ook in zijn stukken tevoorschijn, ook in twee stukken die ik voor u speel, Ou! Les petits pois, hetgeen zoiets betekent als 'Ach, alweer doperwten' en Hachis romantique, een romantische hachee.

Ou! Les petits pois

Om na te gaan welke invloed die deze stukken op andere componisten hebben gehad, loont het de moeite te kijken wie er allemaal bij Rossini langs zijn geweest of zelfs kind aan huis waren. Dan spreken we over onder andere Gounod, Berlioz en de jonge Saint-Saëns, bij wie in het bijzonder de link heel duidelijk is. Dan blijkt waarom Saint-Saëns als een neoklassiek componist kan worden gezien, met zijn open en heldere schrijftrant en zo veraf stond van Brahms of Wagner. Qua uitdrukking en qua humor zien we duidelijke verbanden met Poulenc en Satie. Denk bij de laatste aan de bijschriften in het notenschrift (bijvoorbeeld in Sports et Divertissements), iets dat Rossini soms ook deed. [voetnoot 4]

Rossini heeft al deze werken titels gegeven en geen opusnummers. In de jaren zestig van de vorige eeuw zijn door de stichting Rossini in Pesaro de Quaderni Rossiniani uitgegeven. Deze zijn als zodanig niet in de muziekhandel te verkrijgen maar wel in bibliotheken te vinden, ook hier in Amsterdam. Niettemin zijn er een paar albums die in muziekwinkels verkrijgbaar zijn. Hij heeft namelijk het grootste gedeelte van die kleine werken ook in albums ondergebracht met verschillende titels bijvoorbeeld Album pour les enfants adolescents, Album de Chaumières en Album de chateau. Een heel goed album, dat door Ricordi is uitgegeven en dat je bij Broekmans & van Poppel gewoon kunt bestellen heet Quelques riens pour album met 24 korte stukken van hele verschillende niveaus. In het lemma 'Rossini' in The New Grove worden zijn werken heel nauwgezet gecatalogiseerd. Een aantal van zijn stukken zijn ook los uitgegeven door Masters Music Publications en Ricordi [voetnoot 5].

Voetnoten

1. De opname van het lecture-recital over Rossini in Nunspeet (15 november 2003) is als CD verkrijgbaar via de EPTA CD-Service. Zie [link-verwijderd, dit is niet meer het geval] of telefoon 's avonds [tel.no verwijderd]. Echter alleen voor leden van EPTA.

<<terug naar de tekst

2. Op het moment van schrijven zijn vier CD's beschikbaar, uitgegeven door Channel Classics en allen in de winkel verkrijgbaar. Informatie over het Rossini project is ook te vinden op www.channelclassics.com.

<<terug naar de tekst

3. De citaten in het artikel komen uit de biografie geschreven door Frédéric Vitoux: Rossini. Vertaling Geerten Meijsing (uitgave: de Arbeiderspers, Amsterdam 1990). Een andere boek over Rossini is geschreven door Stendhal: La vie de Rossini, notes d'un dilettante (uitgave: Pierre Larrive, Parijs 1954). Een zeer lezenswaardig boek ofschoon het minstens zoveel zegt over Stendhal als over Rossini.

<<terug naar de tekst

4. Toegevoegde noot van de redactie PB: Een tijdgenoot van Rossini die ook grote aantallen van korte, vaak geestige en zelfs excentrieke pianostukken schreef met komische en ongebruikelijke titels, was de Parijse componist Charles-Valentin Alkan. Evenals bij Rossini, Satie en Saint-Saëns is deze voorliefde terug te voeren tot een oude Franse traditie, stammend uit de barok, waarin componisten als Rameau, Couperin of Duphly bundels met sterk programmatische klavecimbelpreludes schreven, met titels als “Le rappel des oiseaux” en namen van geportretteerde mensen (C.L.).

<<terug naar de tekst

5. Cinque pezzi per pianoforte, uitgegeven bij Ricordi]

<<terug naar de tekst

Illustraties (in deze kolom)

1. Rossini, lithografie van C. Molle naar tekening van H. Grévedon, 1828. Collectie C. Lelie

2. Rossini, Gravure van Lucien Guezennec, gepubliceerd als frontispice in Stendhals Rossini biografie (zie noot 3).

top

logo
www.marsandmc.nl | harry koopman | epta nederland
rechten voor overname voorbehouden